(Verschenen in Plus, bijlage van het Noord-Hollands Dagblad, 19 januari 2019)
Vijftig jaar geleden, op 21 januari 1969, hielden jongeren en studenten op het Haagse Binnenhof de eerste homodemonstratie in Europa. Hun wens: afschaffing van artikel 248 bis van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel stelde seksueel verkeer tussen meerderjarigen en minderjarigen van hetzelfde geslacht strafbaar, terwijl voor heteroseksueel verkeer de leeftijdsgrens 16 jaar was. Dat artikel was niet alleen discriminerend, het stond ook de vrije ontplooiing en seksuele zelfbeschikking van jongeren in de weg. Het artikel – ingevoerd in 1911 – was gebaseerd op de gedachte dat jongeren ‘verleid’ kunnen worden tot homoseksualiteit. Nadat een geleerde commissie had vastgesteld dat daar geen grond voor was, besloot een grote meerderheid van de Tweede Kamer in 1971 het artikel af te schaffen.
Die demonstratie in 1969 geldt als het begin van de moderne homobeweging in Nederland. De schuilkelder was definitief voorbij. Getob over zelfaanvaarding maakte plaats voor openheid en strijdbaarheid. Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen namen het heft in eigen handen. Zij voelden er niets voor zich aan de maatschappij aan te passen en zo tolerantie af te smeken. Integendeel, zij eisten maatschappelijke hervormingen. Het gepraat over ‘de homofiele medemens’ was hen een gruwel.
Sinds de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw – waar deze radicale gedachten naadloos inpasten – is er veel veranderd. De homobeweging heeft zich verbreed – zelfs in overheidsstukken is nu sprake van LGBTI-personen (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mannen en vrouwen, transgender- en intersekse personen). En die identiteiten worden met TROTS gevierd. ‘Pride’ is de leuze van menige optocht of manifestatie van de beweging.
Er is best reden om trots te zijn op de door de beweging behaalde successen. De strategie van openheid heeft tot een enorm gestegen maatschappelijke tolerantie geleid. Homoseksuele mannen en lesbische vrouwen zijn een ‘gewoon’ verschijnsel geworden. Maar vanzelfsprekend is het niet. Je mag best homo zijn, maar daar niet al te opzichtig blijk van geven. ‘Wel trouwen, niet zoenen’, zoals de titel luidt van een publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP, 2015). Dat homo’s zouden willen of kunnen trouwen hadden die jongeren en studenten die in 1969 op het Binnenhof stonden overigens niet op hun netvlies. Eerder wilden zij dat andere relaties dan het huwelijk ook voor vol zouden worden aangezien en dat ook alleenstaanden niet langer zouden worden gediscrimineerd. Voor de rechten en plichten van het staatsburgerschap zou het geen verschil moeten maken in welk verband je samenleeft. De staat zou mensen niet in een keurslijf van afhankelijkheid moeten persen. De staat zou geen zedenmeester moeten zijn.
Zoals bekend is het anders gelopen. In de sociale zekerheid werd het dogma van ‘de gezinsdraagkracht’ ook van toepassing verklaard op ongehuwd samenwonende stellen; de wettelijke erkenning van alternatieve relaties werd beperkt tot het zgn. geregistreerd partnerschap, dat erg op het huwelijk lijkt. Daarna was de openstelling van het huwelijk juridisch gezien nog maar een kleine stap. Dat was dus een andere uitkomst dan de inzet van de strijd die vijftig jaar geleden begon. De geschiedenis gaat zelden in een rechte lijn.
Tel uw zegeningen. De openstelling van het huwelijk heeft ongetwijfeld veel bijgedragen aan de acceptatie van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen (zij het veel minder van biseksuelen, transgenders en intersekse personen). Het is tijd voor een volgende stap. Niet alleen door te strijden voor het behartigen van de belangen van LGBTI-personen – maar vooral door te werken aan het ontmythologiseren van deze identiteiten. Is het niet vooral het plakken van die labels en etiketten die leiden tot het getob over zelfaanvaarding , dat wij vijftig jaar geleden van ons af wilden schudden? Waarom zou je je eerst moeten bekennen tot een bepaalde groep of categorie, voordat je ‘jezelf mag zijn’? LGBTI personen hebben niet zo zeer recht op veiligheid en acceptatie omdat zij nu eenmaal zó zijn, maar omdat hen – net als iedereen – het mensenrecht van vrije keuze toekomt.
Joke Swiebel
Voormalig Lid van het Europees Parlement